Mogelijkheden Europese specialisatie meetstandaardeninstituten

gepubliceerd: 11-10-2018

Panteia heeft in opdracht van het ministerie van Economische Zaken (EZ) een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van Europese specialisatie voor nationale meetstandaardinstituten uitgevoerd.

Conform de Metrologiewet heeft EZ een instantie aangewezen die verantwoordelijk is voor het beheren van de nationale meetstandaarden. De minister heeft VSL aangewezen voor deze taak, dit is het nationaal metrologisch instituut (NMI).

In het kader van het Lenteakkoord en het Regeerakkoord Rutte-II is aan het Ministerie van Economische Zaken een taakstelling toebedeeld. EZ heeft aan VSL een bezuinigingstaakstelling opgelegd. Het ministerie heeft een verkennend onderzoek laten uitvoeren over hoe deze bezuiniging gerealiseerd kan worden. Dit onderzoek is uitgevoerd door Panteia, een verkennend onderzoek naar de feitelijke mogelijkheden voor verdergaande Europese specialisatie. Europese specialisatie zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat een bepaalde meting niet meer in Nederland wordt uitgevoerd, maar bij een gespecialiseerd buitenlands meetstandaardeninstituut.

In het onderzoek zijn door middel van deskresearch, internetsearch en interviews overwegingen en visies over het onderwerp verzameld. De interviews zijn gehouden met vertegenwoordigers van VSL, buitenlandse NMI's, buitenlandse ministeries, Europese Commissie (EC), EURAMET, Raad van deskundigen (Rvd) en bedrijven in Nederland die zaken doen met VSL en brancheorganisaties.

Denkrichtingen over verdergaande Europese specialisatie en samenwerking In het onderzoek zijn verschillende, elkaar niet uitsluitende, denkrichtingen naar voren gekomen over de wijze waarop verdergaande Europese specialisatie en samenwerking zou kunnen plaatsvinden, namelijk:

  1. Niet alle NMI's onderhouden en beheren bepaalde meetstandaarden op het hoogste niveau. Per meetstandaard zijn er bijvoorbeeld drie of vier NMI's die deze onderhouden. Andere NMI's sluiten hier middels overeenkomsten op aan, zodat zij gelinkt zijn aan het hoogste niveau.
  2. Een NMI stopt een activiteit (bijvoorbeeld een dienst als kalibratie of referentiemateriaal in een bepaald technologiegebied) en sluit een overeenkomst met een NMI uit een ander land die deze activiteit en de klanten daarvoor overneemt.
  3. Het opzetten van centres of excellence, waarbij NMI's het werk verdelen, vooral ten aanzien van Research & Development als opstapje naar een verdere (bewuste) verdeling. De basis daarvoor is al gelegd in EMRP (European Metrology Research Programme) en EMPIR.
Denkrichtingen over het vormen van één centrale Europese NMI, al dan niet met vestigingen in verschillende landen, zijn gezien de belemmeringen ook op de middellange termijn niet realistisch.

Voor verdergaande Europese specialisatie en samenwerking zijn aanpassingen in de houdingen van NMI's en nationale overheden (nationaal naar Europees denken) en regie of sturing nodig. De huidige sterk nationale metrologie infrastructuren en sterke nationale belangen beperken de mogelijkheden voor een snelle toename van Europese specialisatie. Specialisatie moet groeien in de tijd. Daardoor lijken grote effecten op korte termijn niet reëel. Het is wel te verwachten dat aan de ene kant een proces van vergaande Europese specialisatie en samenwerking op termijn leidt tot een meer efficiënte Europese metrologie-infrastructuur. Aan de andere kant zal de vraag naar metrologiediensten toenemen en zullen technologieën complexer worden. Door deze tegengestelde effecten zal Europese specialisatie de komende vijf tot tien jaar per saldo niet leiden tot een substantiële beperking van het beroep op publieke middelen.

Neem contact op

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? We staan u graag te woord.

Bel ons op: 079-322 20 00